Op de stoel van de ambtenaar: burgers over een rechtvaardige overheid
Ambtenaren moeten vooral zorgen dat mensen krijgen waar ze recht op hebben. Dat vindt een representatief panel van Nederlanders, gevraagd naar het takenpakket van rijksambtenaren. Half april werd het onderzoek ‘Inwonersperspectieven op ambtelijk handelen en ethische dilemma’s’ gepresenteerd in Den Haag.
Er wordt veel gesproken over hoe ambtenaren er moeten zijn voor de burgers en voor de politiek. Maar wat vinden burgers zelf eigenlijk goed ambtelijk handelen? Het rijksbrede programma Dialoog & Ethiek (D&E) wilde dat graag eens uitgezocht hebben. En gaf onderzoeksbureau Populytics de opdracht om een ‘Participatieve Waarde Evaluatie’ (PWE) uit te voeren. De eindrapportage kun je hier vinden.
De PWE methode is bijzonder, omdat mensen op de stoel van de ambtenaar of bestuurder gaan zitten. Ze moeten bijvoorbeeld geld of tijd verdelen over bepaalde doelen en taken. Zo krijgen deelnemers inzicht in dilemma’s en afwegingen uit de praktijk. Meestal zijn inhoudelijke onderwerpen object van onderzoek, zoals klimaat- of parkeerbeleid. Nu stond centraal: hoe moeten ambtenaren hun werk doen?
Belangrijkste uitkomsten
- Deelnemers vinden dat ambtenaren er vooral voor moeten zorgen dat inwoners krijgen waar ze recht op hebben. Ze zouden daar meer tijd aan moeten besteden dan aan het voorkomen dat dingen fout gaan (zoals fraudebestrijding).
- Deelnemers vinden dat rijksambtenaren meer aandacht moeten geven aan het aansluiten van beleid op de leefwereld van inwoners. Bijvoorbeeld door ervaringen van inwoners mee te nemen of door maatwerk te leveren.
- Als ze moeten kiezen vinden deelnemers het belangrijker dat ambtenaren ‘naar buiten gaan’, dan dat ze binnen het ministerie extra wetenschappelijk onderzoek lezen en kritisch kijken naar voorstellen.
- Zodra het beleid door de politiek gemaakt is, moeten ambtenaren dit zo goed mogelijk uitvoeren en mogen ze niet zelf bepalen wanneer ze ervan afwijken.
- Er zijn geen activiteiten waarvan deelnemers gemiddeld vinden dat er minder aandacht aan besteed zou moeten worden. Uit het onderzoek kan dus vooral gehaald worden waar de nadruk op moet liggen.
- Bijna alle deelnemers zijn positief over het onderzoek. En er is behoefte om over dit onderwerp mee te denken. Het onderzoek krijgt gemiddeld een 7,5 van de deelnemers. Politieke voorkeur maakt daarbij niet uit.

Belangrijk onderwerp
Bij de presentatie van het onderzoek waren ambtenaren aanwezig die hebben meegedacht over de opzet van het onderzoek, op uitnodiging van D&E. De uitkomsten maken nieuwsgierig naar meer, zo bleek in het Haagse zaaltje. “Sowieso een bewijs dat het goed is dat mensen hierover meedenken. En genoeg stof voor vervolgonderzoek.”
Volgens hoofdonderzoeker Toke van Telgen van Populytics is er nog niet veel onderzoek gedaan naar hoe mensen denken over het werk van ambtenaren. Van de deelnemers vond 16% het onderwerp ‘moeilijk te begrijpen’, dat is volgens Toke iets meer dan gemiddeld bij een PWE. “Het is natuurlijk ook abstracter dan een thema als parkeerbeleid. Wel vond bijna 70% het een belangrijk onderwerp
Onrecht of pech
De belangrijkste conclusie – dat mensen vooral willen dat ambtenaren zorgen dat we krijgen waar we recht op hebben – leidt tot discussie tijdens de presentatie. Want: “Waar hebben mensen recht op? Wat is onrecht en wat is gewoon pech? Denk aan de pech-generatie die jaren studiefinanciering misliep.” En ook: “Hoe ver mag je gaan om mensen te geven waar ze recht op hebben? Mag je bijvoorbeeld bestanden koppelen? Benieuwd hoe deelnemers daarover denken.”
Een van de aanwezigen constateert hier een interessant verschil met een heersende opvatting in Den Haag. “Die is toch vaak dat mensen zelfredzaam en calculerend zijn. Dat het nuttiger is om te kijken wie ten onrechte een beroep op regelingen doet. Dat is echt een andere benadering. Nuttig om deze uitkomst te zien.”
Opvallend is ook dat mensen veel vertrouwen lijken te hebben in beleid en procedures. Ambtenaren moeten die ‘gewoon’ uitvoeren, dan komt het wel goed. Opmerkelijk in een tijd waarin velen juist huiverig zijn voor ‘systeemdenken’ en ‘systeemfouten’. Blijkbaar gaan de deelnemers ervan uit dat het beleid in zichzelf rechtvaardig is.
Tegelijk is het vertrouwen in ambtenaren volgens het onderzoek groter dan in het Kabinet of de Tweede Kamer (respectievelijk 36%, 23% en 27%). Dat klinkt tegenstrijdig – want die laatsten stellen immers het beleid vast.
Vervolgonderzoek
Je zou uit de uitkomsten kunnen opmaken dat mensen vooral naar ambtenaren kijken als uitvoerders van beleid. Ze hechten aan het volgen van procedures en minder aan wetenschappelijk onderzoek of ‘adviseren op basis van verschillende perspectieven’. Misschien komen ze meer met dit type ambtenaar in aanraking? Toke: “Dat zou kunnen, dat hebben we niet gevraagd. Het is wel interessant voor vervolgonderzoek. Net als: stellen mensen die vaker met de overheid te maken hebben, andere prioriteiten?”
Een vraag die blijft hangen: wat moet je als ambtenaar met de uitkomsten die er nu liggen? Toke: “Onze onderzoeken leveren meestal een advies aan besluitvormers op. Dit is anders, hier gaat het om het openen van een gesprek.” Ze zou ambtenaren niet adviseren om op basis van dit onderzoek nu maar ‘gewoon uit te gaan voeren’. “Het perspectief van inwoners is één van de bronnen waar ambtenaren hun handelen op kunnen baseren. Sowieso goed om te beseffen dat mensen hierover nadenken en er graag over meepraten.”
Wetenschappelijk onderzoek weinig prioriteit Een derde van de deelnemers aan het onderzoek vindt dat er minder aandacht mag zijn voor wetenschappelijk onderzoek bij het maken van beleid. Deze ‘taak’ eindigt daarmee bijna onderaan het lijstje dat deelnemers samenstellen. Argumenten die worden genoemd: Wetenschappelijk onderzoek levert te weinig op: “Niet alles is in wetenschappelijk onderzoek te vangen of moet ook nog eens met een duur onderzoek worden gestaafd.” Wetenschappelijk onderzoek is niet nodig voor beleidsontwikkeling: “Beleid maken is goed nadenken en situaties inschatten en beoordelen, het is geen wetenschap, maar helder denken.” De praktijk is belangrijker dan de theorie: “Zinloos. Onderzoek is niet de dagelijkse praktijk.” |