‘De overheid kan niet alle rugzakken afnemen’
Hoe zorgen we voor goede erkenning van het leed dat de vrouwen (en hun kinderen) is aangedaan die tussen 1956 en 1984 afstand moesten doen van hun kind omdat ze ongehuwd zwanger waren? Met die vraag houdt Martine Verhulst, beleidsambtenaar bij het ministerie van Justitie en Veiligheid, zich bezig sinds het verschijnen van het rapport ‘Schade door Schande’ in juni van dit jaar. “De aanbevelingen van het rapport sluiten niet volledig aan bij de behoeften die er bij de doelgroep leven. Ze vormen misschien ook niet de basis van hoe we erkenning en herstel moeten geven.”

Terwijl ze het rapport las, voelde ze hoe groot en complex de opgave is om te komen tot een zorgvuldig traject van erkenning en herstel. “De praktijken die erin staan, zijn pijnlijk en laten zien wat een leed sommigen hebben moeten dragen. Er is een gedegen historisch onderzoek uitgevoerd door een commissie onder leiding van Micha de Winter en op basis daarvan zijn conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.” Dat die aanbevelingen niet automatisch leidend zijn voor het bieden van erkenning, is een les die Martine opdeed na het verschijnen van een rapport over interlandelijke adoptie. “Het kabinet is toen vrij snel met een reactie gekomen in lijn met de aanbevelingen die waren gedaan, waaronder de oprichting van een expertisecentrum. En hoewel dat heel sympathiek klonk, geven sommige betrokkenen nog altijd aan dat zij nooit naar voren hebben kunnen brengen waar ze zelf behoefte aan hebben. Alles was gekaderd in het expertisecentrum. Dat willen we nu anders doen.”
Wat dit erkenningstraject er niet makkelijker op maakt, is dat er onder de doelgroep veel verschillende beelden zijn over wat goede erkenning is. Martine: “Met name een aantal afstandsmoeders heeft aangegeven snel excuses te willen van de overheid. En dat is heel begrijpelijk als je leest wat hen is overkomen. Zij zijn op zoek naar een schuldige. Maar anderen, waaronder een aantal afgestanen, vinden excuses juist een smet op hun verleden, omdat ze oké zijn met de keuzes die destijds zijn gemaakt. Excuses zien zij als een veroordeling dat die keuzes niet goed zijn geweest. De ervaringen lopen zo uiteen, dat we nu al moeten vaststellen dat welke keuzes we ook maken, we nooit volledig tegemoet zullen komen aan de wensen en behoeften van de totale groep.”
Een ander voorbeeld is de titel van het rapport: Schade door Schande. Martine: “Een zorgvuldig gekozen titel die voor velen de situatie beschrijft waarin ze terecht zijn gekomen. Maar sommige afstandskinderen zeggen: Zijn wíj nu schade? En enkele afstandsmoeders betrekken het woord schande op zichzelf. Woorden doen er toe, maar kunnen ook zo verschillend geïnterpreteerd worden. Je kunt het bijna niet goed doen.”
Hoe dit proces van erkenning en herstel er precies uit gaat zien is dus nog onbekend. “Ik denk wel dat het goed is om de grenzen van onze mogelijkheden aan te geven” zegt Martine. En daarbij speelt ook de politiek een rol. “De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen waarin staat dat er onbelemmerde inzage moet zijn in dossiers. En ik begrijp heel goed de informatiebehoefte over het verleden. Maar tegelijkertijd staat in de dossiers privacygevoelige informatie en zijn we gebonden aan de AVG. Een Kamerlid dat vervolgens suggereert om de AVG dan even aan te passen, wekt verkeerde verwachtingen naar deze kwetsbare doelgroep. Ik zoek altijd naar oplossingen, maar besef ook dat sommige dingen niet te realiseren zijn. De overheid kan niet alle rugzakken afnemen.”