Gedeelde grond en interpretatie

Het vorige artikel sloot ik af door te zeggen dat we een gedeelde grond nodig hebben om elkaar te begrijpen als we verhalen met elkaar delen. Daar valt nog veel meer over te zeggen als we het hebben over narratieve ethiek, dus daarover gaat het in dit artikel.

“I think that a narrator, as well as a poet, should never provide interpretations of his own work. A text is a machine conceived for eliciting interpretations. When one has a text to question, it is irrelevant to ask the author.” – Umberto Eco. “The author and its interpreters”, lecture at The Italian Academy for Advanced Studies in America, 1996

“Ik denk dat een verteller, net als een dichter, nooit interpretaties van zijn eigen werk moet geven. Een tekst is een machine, bedoeld om interpretaties op te wekken. De schrijver is niet relevant wanneer iemand een tekst wil bevragen.” - vertaling van bovenstaand citaat.

Vergroot afbeelding Drie mensen praten bij een zonsondergang
Beeld: Karl Magnuson via Unsplash

Gedeelde grond

Als mensen zijn we continu bezig met dingen interpreteren. Een aantal wetenschappers stellen zich zelfs op het standpunt dat er geen objectieve realiteit bestaat. Zonder in die hele discussie te duiken kunnen we wel stellen dat alles uitsluitend tot je komt via je eigen waarneming, en dat je brein altijd aan de slag is om je waarneming te interpreteren. Bijvoorbeeld: je kunt naar een object kijken (waarneming), en dan zeggen dat het een stoel is (interpretatie). Maar voordat je dat object als stoel kunt interpreteren moet je wel weten wat een stoel dan precies is. Kortom, je moet ook iets weten over de gedeelde grond die we hebben. In dit geval de gedeelde kennis over de vraag ‘wat is een stoel?’.

Nu doen we dat interpreteren van de wereld doorgaans niet heel bewust. Het is voor een gemiddeld mens al vrij snel in het leven duidelijk wat een stoel is, en je vraagt je niet de rest van je leven je continu af wat een stoel ook al weer was. Die gedeelde kennis gaat als het ware in je zitten, die neem je de hele dag mee in je blik op de wereld. En niet alleen voor het kunnen duiden van objecten. Culturele normen, gedragingen, rituelen, de manier waarop we de dingen georganiseerd hebben in de overheid, wie ‘erbij hoort’ en wie er ‘anders’ is, hoe je in een bepaalde context dient te praten en dat je anders kunt zijn op een verjaardag dan op je kantoor; het zijn dingen die op termijn geen uitleg meer behoeven. Het is de impliciete gedeelde grond waar vanuit je de wereld interpreteert.

Het klinkt nu misschien alsof we allemaal dezelfde gedeelde grond hebben, en alles dus ook hetzelfde interpreteren. Niets is minder waar: te midden van alles wat we met elkaar delen hebben we nog steeds andere meningen en kijken we op verschillende manieren naar de wereld, vinden we andere dingen belangrijk en geven we op andere manieren betekenis aan dat wat we tegenkomen. Zo kan het dus dat de lezer van een verhaal een heel andere interpretatie heeft dan de schrijver toen die het verhaal maakte. De schrijver weet dat de tekst niet noodzakelijk geïnterpreteerd zal worden volgens diens intenties, maar volgens een geheel van complexe strategieën en interacties waar de lezers een rol in spelen met taal als, zoals filosoof en romanschrijver Umberto Eco dat noemt, hun sociale schatkist. Daarmee bedoelt hij zoveel als dat de taal (of talen) die je machtig bent niet alleen bestaan uit het begrip van woorden en grammaticale regels, maar ook uit de culturele en sociale connotaties en betekenissen die de taal heeft als een soort ‘informatie over de wereld,’ die gedeelde grond dus. Op die manier wordt elke daad van lezen een interactie tussen de schrijver, de lezer en de tekst: een dialoog. In dit artikel houd ik het bij schrijver en lezer, maar waar dat staat kan natuurlijk net zo goed iets staan als: toehoorder en verteller, kijker en regisseur, luisteraar en componist, nieuweling en oude rot enzovoorts.

Narratieve ethiek als dialoog

In het denken over verhalen als bron van morele kennis zijn verschillende stromingen te onderscheiden, waar je grofweg over kunt zeggen dat ze in meer of mindere mate uitgaan van een vaststaande betekenis (bijvoorbeeld een moraal) of juist meer uitgaan van een relatie waar betekenis tot stand komt in de dialoog tussen de lezer en het verhaal. In ons denken over narratieve ethiek leunen we bij Dialoog & Ethiek meer richting die dialogische kant. Wellicht beroepsdeformatie, maar toch ook doordacht. In het werk bij de overheid, bijvoorbeeld in de gesprekken die we begeleiden voor teams, zien we hoe betekenissen dialogisch tot stand komen. En we zien hoe onuitgesproken verschillen in interpretatie soms tot verwarring of miscommunicatie kunnen leiden. Als voorbeeld kun je denken aan korte verhaaltjes uit teams of organisaties, zoals een missie- of visiestatement. Vaak zie je in zo’n tekst waarde-woorden terugkomen. Dan staat er iets als “Wij werken vanuit gelijkwaardigheid aan een betrouwbare overheid die de opgave centraal stelt”, en stellen we in een gesprek de vragen: wat betekent betrouwbaar? Wat betekent het dat de opgave centraal staat? Wat betekent het dat je werkt vanuit gelijkwaardigheid? Hoe ziet dat eruit? Heb je een ervaring waarin je werkte vanuit gelijkwaardigheid? Wat maakte dat dat gelijkwaardig was? En blijkt dat je in een team van tien verschillende mensen, ook tien verschillende antwoorden krijgt per vraag. Geen wonder dat er misverstanden ontstaan!

Zo’n klein verhaaltje, in dit voorbeeld maar een enkele zin, zegt dan misschien wel iets over wanneer je het goed doet als medewerker, maar zolang je niet bepaald hebt wat de betekenis is van de tekst of de individuele woorden daarin weet je nog altijd niet wat het goede is. Dat moet je in zo’n geval samen bepalen.

De manier waarop we de wereld interpreteren komt dus altijd voort vanuit specifieke perspectieven. Ieder mens neemt een ander perspectief mee, maar ook vakgebieden doen dat. De natuurkunde stelt andere vragen over de wereld dan de communicatiewetenschap, en krijgt dus ook andere antwoorden. Dat is een cruciaal besef in het nadenken over ethiek, en over verhalen als bron van moraliteit: je kunt leren van zo’n bron, maar de bron zelf bestaat alleen maar bij de gratie van de gedeelde grond die er is én de wijze waarop die geïnterpreteerd wordt.

Nog één extra laag

Dus we hebben een gedeelde grond, en een interpretatie, maar dan zijn we er nog niet. Als individu word je immers zelf gevormd door de gedeelde grond waarmee je wordt opgevoed, en vanuit welke je jouw perspectief loslaat op het verhaal. We hebben dus meerdere elementen die in dialoog gaan met elkaar:

  • De gedeelde grond
  • De schrijver
  • De lezer
  • Het verhaal
  • De wereld

En al die dingen ‘praten’ dus continu met elkaar. Een verhaal ontstaat uit de wereld, en vanuit de gedeelde grond van de maker van het verhaal.

Het verhaal gaat over de wereld, en over de gedeelde grond.

De lezer die het verhaal leest herkent de gedeelde grond, en gebruikt het om de wereld te interpreteren, en te reflecteren op bijvoorbeeld het goede handelen, om de gedeelde grond te bevragen en de wereld zelf anders te zien.

En op die manier veranderen de wereld en de gedeelde grond waar vanuit we interpreteren, en kan vervolgens ook de betekenis van het verhaal weer veranderen.

Vergroot afbeelding Graffiti Anne Frank
Beeld: Ronnie Kurtz via Unsplash

In die abstracte termen is het misschien moeilijk je er iets bij voor te stellen. Om het concreet te maken kunnen we kijken naar een voorbeeld: Het Achterhuis, het dagboek van Anne Frank. Dit dagboek was een privéverhaal van een jonge tiener over haar leven, en over wat het is om te moeten onderduiken, ontstaan vanuit de wereld in Amsterdam in de jaren ’40. Maar na de Tweede Wereldoorlog ging haar verhaal de wereld over, raakte lezers, en beïnvloedde het collectieve denken over de Tweede Wereldoorlog, de aanleiding en de gevolgen daarvan. Onze gedeelde grond veranderde, mede door Het Achterhuis. Tot op de dag van vandaag wordt het gelezen, is het onderdeel van geschiedenislessen en maatschappijleer, zijn parken en straten naar Anne Frank vernoemd. En tegelijkertijd zie je de diversiteit van interpretatie terug. Sommige mensen zien haar meer of minder als een Holocaustslachtoffer, een Joods meisje, een tiener, een schrijfster, een feminist, een mensenrechtenactivist enzovoorts. En de dialoog met haar verhaal duurt voort (zie ook: Anne Frank van dagboekschrijver tot icoon)

Verhalen bij de overheid

Ook bij de overheid hebben we verhalen.
Korte verhalen zoals die missie- en visie-statements die ik hierboven al even noemde, maar ook grote verhalen, bijvoorbeeld over wat het is om ambtenaar te zijn, en waartoe je ambtseed je wel of juist niet oproept. Over wat het betekent om een rol te hebben in de democratische rechtsstaat, en welke vrijheden of beperkingen je daarbinnen hebt. Meer impliciet zien we in het handelen van de overheid terug welke verhalen we met elkaar delen over hoe mensen zijn. Enerzijds kun je dan denken aan: calculerend, geneigd misbruik te maken van het systeem als daar de gelegenheid toe is, niet te vertrouwen etc. Maar ook hebben we hele systemen ingericht op verhalen over dat mensen goed in staat te begrijpen wat je bij welk loket moet aanvragen, altijd rationeel handelend etc.

Binnen ambtelijke organisaties zijn er verhalen over wie er mag spreken en wat er gezegd mag worden, ofwel bij wie de discursieve macht ligt. En er zijn verhalen over wiens kennis er toe doet: over het algemeen wordt in de overheid de kennis van ambtenaren in beleidsfuncties belangrijker gevonden dan de kennis van mensen die in de uitvoering werken. Het werk bij uitvoerende diensten wordt vaak gezien als neutraal, zoals ook de ROB onlangs schreef in zijn rapport, terwijl het dat niet is. Waar komt dat vandaan?

En welke verhalen zie je zelf in je organisatie of team terug? Welk verhaal heb je zelf over leiders en leiderschap? Of over ambtenaren die hun tijd besteden aan dingen als narratieve ethiek? Naar wie luister jij als er gesproken wordt, en wiens woorden negeer je? Weet je waarom dat is, of welke verhalen daar misschien achter steken?

Door: Winnie Hänschen